Kloostercomplex Mariëndaal te Groesbeek

 

 

Van de Leur bouwde hier een reeds bestaand kloostercomplex van de Liefdezusters van de H. Carolus Borromeüs (ook wel de 'Duitse zusters uit Trier' genoemd) uit, op slechts enkele kilometers afstand van zijn woonhuis. De zustercongregatie was afkomstig uit het nabijgelegen Kleef, waar ze in 1875 hun pensionaat moesten verlaten.

Op 22 juli 1940 werd de eerste steen gelegd van de kapel. Het gehele kloostercomplex, dat Van de Leur uitbreidde, bestond na gereedkoming van de werkzaamheden in 1944 (volgens overlevering in het klooster) uit een kapel, verblijfsgebouwen en gastenverblijf. De foto's uit het archief van de architect laten zien dat het oudere deel van het kloostercomplex omstreeks 1875 gebouwd moet zijn. In het materiaalgebruik van Van de Leur is te zien dat hij zich aanpaste aan die tijd: De kapel doet "ouder" aan dan hij in feite is. Deze uitbreiding is stylistisch te plaatsen bij de vormgeving die ook in Helmond en De Meern is toegepast. Zijn stijlverandering, naar een soberder vorm dan begin jaren 1930, is duidelijk merkbaar. De buitengevel is in een lichte gele kleur steen uitgevoerd en ter hoogte van de kapel zijn uitpandige steunberen van de partij die in de Oudenrijnse vorm zijn uitgevoerd.  De kapel bevindt zich op de eerste etage, net als bij de kapel van de paters Augustijnen in Eindhoven, een ontwerp van leermeester en voorbeeld Dom Bellot. Op de begane grond was een eetzaal.

 

 

 

 

 

 

Aan de achterzijde wordt de kapel en onderliggende ruimte afgesloten door een vijfzijdig koor. In het interieur van de kapel zien we weer paraboolbogen die het kapeldak dragen. De paraboolboog gebruikte Van de Leur niet in De Meern en ook niet in Helmond. Hiermee greep Van de Leur dus terug op zijn ontwerpen eerder uit de jaren 1930.

Na de eerste serie werken van Van de Leur (Van Leerdam tot en met Utrecht waarin de stijl Bellot werd gehanteerd) volgen Oudenrijn, Helmond en Groesbeek. Deze drie werken vormen min of meer de tweede fase in zijn creaties waarin hij probeerde in de denkwijze van Bellot verder te gaan terwijl hij toch concessies moet doen aan het kleurrijk versieren en simpelere bouwvormen moest toepassen om een en ander in deze moeilijke tijd toch financieel mogelijk te maken. Hij paste de gebruikelijke keperboog-versieringen nu in simpelere vormen toe en liet de raamvormen zoveel mogelijk terugkomen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Het complex is inmiddels niet meer als klooster in gebruik. In 1972 is er een verzorgingstehuis bijgebouwd. In 1996 is tevens het oudste deel van het oorspronkelijke klooster afgebroken en vervangen door nieuwbouw.

Rond 2012 is het zorgcomplex opnieuw ingrijpend gewijzigd. Rondom de kapel zijn nieuwe appartementen gebouwd. Het heet nu Kloostertuin.

De eetzaal onder de kapel is verbouwd tot restaurant.

 

 

foto's: A.W.A. Lukassen en A.A. Lukassen, december 2014